s

Het Beleg van Sluis

Nadat Maurits van Nassau met zijn leger op 25 april 1604 in het Land van Cadzand was geland om in opdracht van de Staten-Generaal het door de Spanjaarden belegerde Oostende te ontzetten, stuitte hij in een poging het Zwin over te steken op hevig Spaans verzet. Hierdoor zag hij zich gedwongen de oversteek af te blazen en zijn plannen te herzien. Vervolgens maakten zijn troepen zich meester van de Spaanse schansen Coxijde, Sint Cathelijne en Sint Philip. Een week later, op 10 mei, werd ook het fort IJzendijke veroverd. Vandaaruit vertrok een verkenningseenheid richting Aardenburg. Ter plekke bleek dat het garnizoen en de inwoners er vandoor waren gegaan. Zo werd Aardenburg zonder slag of stoot Staats. Ondertussen was Maurits tot de conclusie gekomen dat zijn opdracht, het ontzet van Oostende, niet langer haalbaar was. Er was teveel tijd verloren gegaan. Na overleg met de vertegenwoordigers van de Staten-Generaal in het leger werd besloten een poging te wagen Sluis in te nemen.

Toen de Staatse troepen, na een veldslag bij Moerkerke ook de andere oever van het Zwin in handen hadden gekregen, kon de insluiting beginnen. Uit onderschepte brieven bleek dat er te weinig voedsel in Sluis voorhanden was om een beleg te doorstaan. Daarop besloot Maurits de stad uit te hongeren. Op de kaart is duidelijk de omsingeling van Sluis te zien. In het door killen en kreken doorsneden gebied werd een keten aangelegd van loopgraven, kaaidijken, schansen, redoutes en andere werken. Verder werden de waterlopen door sloepen en schepen versperd, zodat uiteindelijk niets of niemand de stad in of uit kon.

Eind juli kwam de Spaanse bevelhebber Spinola Sluis te hulp. Een nachtelijke poging om bij het Vlaamse Middelburg de omsingeling te doorbreken mislukte. Ook een tweede poging enkele dagen later kende geen succes. Vervolgens voerden Spaanse troepen in de nacht van 6 op 7 augustus een verassingsaanval uit op één van de Staatse legerkampen bij het Zwin. Toen ook deze overval het beleg niet kon breken, was het lot van Sluis bezegeld. Op 19 augustus 1604 gaf het uitgehongerde Spaanse garnizoen Sluis zich over. Sluis was en zou Staats blijven.

Door de verovering van Sluis, het eiland van Cadzand, IJzendijke en Aardenburg werd het Staatse bruggenhoofd op de zuidelijke oever van de Westerschelde dat voor 1604 bestond uit de driehoek Biervliet-Terneuzen-Axel aanzienlijk vergroot. Het verzekerde de blokkade van het scheepvaartverkeer op Antwerpen. Bovendien konden de Staten-Generaal door de inname van Sluis ook de scheepvaart op de nog altijd belangrijke handelsstad Brugge aan banden leggen. Overigens raakten de Staten-Generaal exact één maand na de verovering van Sluis Oostende kwijt aan de Spaanse kroon.